GER JANSEN
Ger Jansen werkte gedurende haar loopbaan met vele materialen, zoals steen, brons, gips, kunststof, ijzer, hout, blik, stoffen, acryl- en olieverf, gouache en pastels. In de jaren ‘60 maakte zij ruimtelijk werk: 3 dimensionale beelden van steen en van kunststof en wandreliëfs van gips. Daarnaast maakte zij ook grafisch werk: de zogenaamde 'monotypieën'. Ook maakte zij in deze periode ‘timmerijen’: een gemengde techniek waarbij (gebrand) koper en blik, verf, hout, inkt en metaal op een houten draagvlak werden gespijkerd. De beelden waren semi-abstract. Rond 1970 stapte ze over naar het maken van figuratieve wandkleden waarbij antieke stoffen en moderne synthetische stoffen en materialen tot een nieuw samengesteld beeld geappliqueerd werden. Vanaf 1980 legde ze zich volledig toe op het maken van acrylschilderijen, gouaches en pastel tekeningen. Het vroege werk van Ger Jansen is meestal abstract en wit, grijs of zwart van kleur. Gaandeweg wordt het semi-figuratief. De wandkleden zijn bijna allemaal figuratief en zacht van kleur door het veelvuldig gebruik van aardetinten, witten en pasteltinten. De acrylschilderijen van Ger Jansen kenmerken zich door expressionistisch en coloristisch kleur- en materiaal gebruik. Zij schilderde zowel met penseel als direct uit de tube, waardoor de materie van de verf de uitdrukking van het schildergebaar ondersteunt en vergroot. De verf is in dikke lagen, met veel beweging opgebracht zodat er als het ware een zee van verf op het doek ontstaat met een hoge mate van abstractie. Terugkerende onderwerpen in haar oeuvre zijn: vrouwen, bloemen en zeeën.