GERARD T'HART
Toen Matisse tegen het eind van zijn leven (1952) zijn ‘knipsels’ of découpages maakte, zei hij: “Het knippen in kleur doet mij denken aan de rechtstreekse manier waarop een beeldhouwer in zijn materiaal hakt. Niets is beslissender dan het knippen zelf, dan de bevrijding van de vorm uit het papier”. Op een dergelijke manier scheurt Gerard ’t Hart zijn materiaal uit het abstracte papier en legt zijn gevoelsnuances zo nauwkeurig mogelijk vast in kleur; poëtisch, verstild, maar ook vrolijk, uitbundig, schreeuwend soms (H.J. Tennekes). Door te werken met gekleurd papier herleidt Gerard t’ Hart zijn onderwerpen tot het essentiële: grote al dan niet kleine vlakken, egaal in kleur door het papier en gescheiden door de scheurrand van iedere papierstrip, vormen zij een monumentaal lyrisch expressief beeld dat zijn gelijke niet haalt onder de schilders met verf. Papieren schilderijen noemt hij zijn werk. Hij knipt niet, maar scheurt altijd en door die rafelige rand krijgen zijn werken een zachter karakter.
Voor Gerard ’t Hart is papier een middel geworden om te schilderen. Zijn ‘gescheurde kunst’ moet onder dezelfde gezichtshoek als beeldende kunst beschouwd worden. Papier wordt door hem van het traditionele gebruik losgemaakt. Gescheurd in repen, snippers en flarden ligt papier als het ware op zijn palet, in vele variaties van uiterst zorgvuldig gekozen kleuren. Begrippen als ritmiek, ordening en systematisering doen veel degelijk opgeld in zijn persoonlijke beeldentaal, zodat er werken ontstaan, die onherhaalbaar zijn (Frans Duister).