ALBERT IRVIN

Als de schilderijen van Albert Irvin spontaan en impulsief lijken geschilderd te zijn, als het ware ‘aus einem Guss’ dan is dat niet helemaal waar. Vóór hij een werk schilderde, had hij met strookjes gekleurd papier - hij had er een ganse hoop, in alle kleuren - een kleine collage gemaakt om te zien of de compositie én de kleuren die hij in gedachte had, wel goed zouden matchen en het effect teweeg zouden brengen die hij verwachtte. Hij plakte die collages allemaal in plakboeken en dat waren dan de voorstudies van zijn schilderijen. Zelfs toen hij eenmaal aan het schilderen begonnen was bleef hij verder testen door  stroken gekleurd papier op het doek te leggen om zeker te zijn dat de kleuren goed zaten. Ook de regels van de gulden snede en de kleurencirkel nam hij altijd goed in acht. Kleuren moesten zowel spanningen en connecties, als evenwichten en harmonieën met elkaar oproepen. De echte creatie van een werk gebeurde tijdens de voorbereiding, in het maken van de collage; het schilderen zelf was dan de uitvoering, de realisatie op het doek van dat ontwerp en de inspiratie ervan. Hij begon met de grondlaag rechtstreeks op het doek aan te brengen. De kleur van deze grondlaag zou de algemene basiskleur van het schilderij worden. Daarna begon hij in verschillende lagen verfstrepen het doek op te bouwen, soms recht, soms gebogen, dikwijls schuin over het doek. Meestal te beginnen met dunnere vage verfvegen met een transparante verf, al dan niet met verfspatten, en naarmate hij het schilderij verder ontwikkelde gebruikte hij bredere borstels met een wel omlijnde borstelstrepen in een dekkende verf. Borstels had hij in alle soorten en formaten. De verf zelf kon doorzichtig zijn, opaak of helemaal dekkend. Hij mengde nooit verf op het doek, daardoor bleven zijn composities helder en klaar afgelijnd. Naarmate hij verder werkte werd  de compositie hiermee alsmaar complexer en dichter gestructureerd. Uiteindelijk eindigde hij het schilderij met zijn gekende brede borstelstreken die hij trefzeker en met een uitdagende bravoure op het doek kon aanbrengen. Die laatste laag fungeerde als trekpleister voor het oog en gaven aan het ganse schilderij zijn finaal karakter en structuur.