GILBERT DECOCK

In de natuur en in het leven zijn er weinig dingen die echt perfect zijn, maar de meetkunde is een domein waar perfectie wel mogelijk is. In de voorbije eeuwen hebben ontelbare kunstenaars en architecten die perfectie proberen te bereiken, zie maar naar de Egyptenaren met hun piramides een paar millennia terug. Meetkunde was ook een van de zeven Griekse kunsten. Iedereen heeft een gevoel voor geometrische schoonheid en perfectie ontwikkeld, veel sterker dan men zich bewust is en waarmee men dagelijks te maken heeft. Een auto ziet iedereen graag: dat is een perfect geometrisch volume, maar een bluts in de wagen stoort, omdat dan de perfectie ervan verbroken is geworden. In de geometrische abstractie willen schilders en beeldhouwers ook die perfectie in hun kunst op een of andere manier bereiken. 

In de jaren 80 heeft G. Decock die perfectie bereikt door gebruik te maken van cirkels, vierkanten en ruiten: elementen die zelf perfecte meetkundige vormen zijn. Meestal schilderde hij die heel symmetrisch in een triptiek. Bovendien gebruikte hij ook altijd horizontale banden die hij liet doorlopen in elk van de doeken en als bindend element  gebruikte tussen hen. Hij maakte daarbij een zeer beperkt gebruik van kleur: bruin, grijs, donkerblauw, zwart, altijd op een witte achtergrond. Dat alles gaf aan een dergelijke triptiek een grote monumentaliteit. Omdat de algemene vormgeving altijd zeer sober en evenwichtig is uitgewerkt, straalt zijn werk een grote rust en poëzie uit, sterk geholpen door die horizontaliteit in zijn werken. De uitvoering-zelf van zijn doeken was altijd adembenemend perfect uit de hand geschilderd. Er was in zijn doeken niets dat op enige imperfectie te betrappen was. Gilbert Decock is altijd geometrisch abstract blijven werken, maar later werden de vormen losser, minder symmetrisch en er kwam ook meer kleur in zijn doeken